“Wat een prachtige plek hebben jullie uitgekozen! Elke dag hebben we ons weer verbaasd over de mooie natuur rondom de herberg.”
“Het is nog mooier dan de foto’s op facebook”
“Wat een prachtige plek”
“We zijn hier nog lang niet uitgekeken”
“Zo’n prachtige wandeling gemaakt in jullie ‘achtertuin’”
“Dus jullie wonen dus precies tussen de twee hoogste bergen van Oostenrijk?”
“Wat een prachtig uitzicht hebben jullie”
Zomaar wat citaten uit ons gastenboek en uitspraken die we de afgelopen weken hoorden.
Elke keer als er gasten komen, die enthousiast en verwonderd zijn over de natuur hier, worden we er weer extra bij stil gezet hoe bijzonder het is dat we hier mogen wonen. Dat onze gasten en wij mogen genieten van de ongekende schoonheid van Gods schepping.
Verwondering tijdens de wandeling in het Kalsertal met de Großglockner, de hoogste berg van Oostenrijk, in het vizier. Of in het paradijselijke Gschlößtal met blik op de gletsjer van de Großvenediger, de tweede hoogste berg van Oostenrijk, het liefelijke Virgental en het ruigere Defereggental met aan het einde de Staller Sattel, de bergpas naar Italië.
Verwondering tijdens het beklimmen van de bergtoppen om de herberg: de Großer Zunig, Bretterwandspitze, Rotenkogel, Ochsenbug, of de bergen rondom Lienz met zicht op de puntige, rotsige Dolomieten.
Verwondering over de bloemenpracht, zoveel soorten en kleuren in het wild, de tuin en de bloembakken. De verschillende soorten bomen tegen de berghellingen aan waaronder de Zirbe.
Verwondering bij het aanschouwen van de schitterende wolkenluchten, de sterrenhemel, de regenboog, de bliksem en het onweer dat dondert door de dalen.
Verwondering over de woeste Isel tijdens het raften, het gladde oppervlak en de groenige kleur van de Obersee, de vele watervallen en dat het water dat altijd maar naar beneden blijft storten en zijn weg in de rotsen uitslijt, zodat er op sommige plekken een enorme kloof ontstaat.
Verwondering over de prachtige, vlezige koeien, roodbont, diepbruin, grijs en zwart, die de schuine berghellingen begrazen, de grote mei- en junikevers die bij het schemeren rond vliegen, de zoemende bijen in de lavendelstruiken, de zwarte roodstaarten met hun bijzondere geluidjes, de vleermuizen, de zwevende adelaars hoog in de lucht, de jonge zwaluwen in de nestjes onder de overkapping, de bergmarmotten…..
Verwondering…… over zoveel …..
Ik wil u noemen bij uw naam, HEER God.
U bent met majesteit en pracht omgeven.
Uw mantel is van fijn geweven licht.
U spant de doeken van de hemeltent
En bouwt uw podium op hemelwater
En rijdt voortvarend op een wolkenwagen,
Gedragen op de vleugels van de wind.
U brengt in weer en wind berichten over.
De felle bliksemflitsen zijn uw boden.
U hebt de aarde stevig vastgezet.
U zette alle bergen onder water.
Het water deinsde voor uw stem terug.
Voor uw bedreiging sloeg het op de vlucht,
Zodat de bergen weer tevoorschijn kwamen.
Het water vloeide in de dalen samen.
Het stroomde verder zoals u het wees.
U trok de grens, bepaalde elke bedding,
Nooit meer zou water al het land bedekken.
HEER, wat heeft u veel gemaakt, veelkleurig en veelzijdig,
En al uw werken spreken van uw wijsheid,
Zo onvoorstelbaar veel heeft u gemaakt op aarde.
U wijst het water hoe het lopen moet
Van bron naar beek, het wandelt door de bergen.
Daar drinken alle dieren van het bos,
De wilde ezels lessen daar hun dorst
En langs de oevers wonen watervogels.
Hun jongen roepen, in het groen verscholen.
Van bovenaf bevochtigt u het land.
De regen valt, de bergen mogen drinken –
De hele aarde leeft van uw geschenken.
U laat het gras maar groeien voor het vee,
Het vele graan, als voedsel voor de mensen.
Zij halen uit de aarde lekker brood,
En wijn om blij te worden. Wat een oogst!
Met olie laten zij hun huid weer glanzen.
De bomen bloeien en de vogels dansen.
Hoog in de toppen woont de ooievaar.
De steenbok weet in rotsen weg te kruipen
En in de kloven kan de klipdas schuilen.
U schiep de maan, die de getijden weet.
De zon gaat op, de zon gaat ook weer onder.
Als u het donker roept, dan valt de nacht,
Dan gaan de dieren in het bos op jacht.
De jonge leeuwen lopen prooi te zoeken,
Ze brullen luid en vragen u om voedsel.
Dan gaat de zon weer op, de dag begint.
Zij kruipen in hun holen om te slapen.
Dan sta ik op en werk tot aan de avond.
HEER, wat heeft u veel gemaakt, veelkleurig en veelzijdig,
En al uw werken spreken van uw wijsheid,
Zo onvoorstelbaar veel heeft u gemaakt op aarde.
Voor alle tijden alle eer aan God;
Dat hij plezier mag vinden in zijn schepping.
Als hij de aarde aankijkt, beeft ze al,
Als hij de bergen aanraakt, rookt het al.
Ik zing mijn leven lang om God te eren.
Ik hoop dat hij mijn woorden zal waarderen,
Want bij de HEER kan ik gelukkig zijn.
Het kwaad vergaat, de aarde wordt gereinigd.
Ja, alle eer aan God, ik blijf hem prijzen.
HEER, wat heeft u veel gemaakt, veelkleurig en veelzijdig,
En al uw werken spreken van uw wijsheid,
Zo onvoorstelbaar veel heeft u gemaakt op aarde.
Ik wil u noemen bij uw naam, HEER God.
Uit psalm 104 (psalmen voor nu)